Over een paar dagen is mijn detentietijd voorbij en mag ik in vrijheid de gevangenis verlaten. Ik heb dan de éénentwintig dagen in verplichte gevangenschap volbracht. Niet zonder slag of stoot, maar nu ik de dagen aftel is het leven weer wat zonniger. Maar toch maak ik me zorgen om de toekomst. Als ik straks de poort uitloop, kan de politie mij elk moment weer komen halen. De detentie is geen vervangende hechtenis. Ik moet het CJIB ondanks de eenzame weken in de cel, gewoon de volle pond betalen. En wel direct. Het CJIB heeft het recht om mij drie keer per jaar te gijzelen.
Ik praat erover met een paar bewaarders. Ik hoor hoe iemand op de drempel van de gevangenis linea recta de cel weer terug in kon. Er kwam bij het uitschrijven uit de gevangenis een fax binnen. Het CJIB had nog een extra paar dagen tegoed.
Ook hoor ik hoe sommigen bij de poort opgewacht worden door de politie. Ze zijn amper buiten of ze worden weer aangehouden.
Mijn mond valt open. “Dat méén je niet.”
“Ja, dat meen ik. Het gebeurt echt.”
De moed zakt in m’n schoenen. Als dit mij ook overkomt dan weet ik het ook niet meer. Het lijkt erop dat het CJIB een duivels genoegen heeft om mensen stelselmatig te treiteren. Zijn ze daar in Leeuwarden eigenlijk wel goed bij hun hoofd? Hoe denken ze dat met deze regelgeving betalingsproblemen op te lossen zijn? Mensen die om de haverklap in de cel belanden, raken als vanzelf hun baan kwijt. Tijdens detentie ontvangen zij geen W.W. of uitkering. Het kan niet anders, of deze groep eindigt vanzelf in de goot. Is dat mijn toekomstperspectief?
In de gevangenisbibliotheek heb ik het boek van Lucia de Berk geleend. Lucia is veroordeeld voor zeven moorden en heeft ruim zes jaar onschuldig in de gevangenis gezeten. Ruim zes jaar!
Ik zit drie weken en ik voel me al verschrikkelijk. Hoe houd je het in godsnaam zeseneenhalf jaar vol?
Vooral haar verhalen uit de gevangenis interesseren me. Ik lees over haar ervaringen met de bewaarders en medegedetineerden en stel me voor hoe ik haar verhaal gelezen had als ik het niet zelf ervaren had. Ik vermoed dat ik zou denken dat alles wat ze erover schrijft een beetje aangedikt is. Om het verhaal sappig te houden. Een beetje overdrijving voor de verkoopcijfers, wellicht in opdracht van haar uitgever. Maar door mijn ervaringen in de gevangenis weet ik dat ze niet overdrijft. Alles is gewoon de harde waarheid uit het leven van een gedetineerde. Onschuldig veroordeeld zijn ruïneert je leven. En niet alleen dat van jou, maar van iedereen die je lief hebt. Je gezin, je ouders, je broers, zussen, vrienden, iedereen lijdt mee onder het juk van het verkeerde oordeel van een Rechter.
Ook ik voel me onterecht veroordeeld, maar weiger me klein te laten maken. Hoewel schaamte een grote rol speelt, wil ik mijn eigenwaarde niet verliezen. Ik weet dat verkeersboetes betaald moeten worden. De boete is terecht opgelegd. Dát is niet een onterechte veroordeling. Ik voel me wel onterecht gevangen gezet. Het mag in mijn stellige overtuiging niet zo zijn, dat het niet in één keer kunnen voldoen van een boete, een strafbaar feit is. Dat is wél het gevolg van de regels die het CJIB hanteert. Ik hoef niemand meer uit te leggen wat daar zo onrechtvaardig aan is. Hoewel ik ook weet dat er mensen zullen zijn die me hier wel om veroordelen. Ik weet ook dat dit mensen zijn die zelf niet weten hoe het is om elke maand de dubbeltjes om te draaien en zorgen te hebben hoe na de afschrijving van alle vaste lasten, ook aan het einde van de maand nog wat geld over moet zijn om rond te komen. Ik laat die mensen links liggen. Als zij vinden dat ‘wie niet horen wil, moet voelen’, komt vast ooit de tijd dat ze zelf ook zullen voelen. Dat dit meestal niets te maken heeft met niet willen horen, daar komen ze dan ook wel weer achter.
“Nog even en je bent alweer weg hier”, zegt één van de langgestraften tegen me.
“Zal je me missen?”, grijns ik.
“Ik mis niemand die hier weg is. En ik wil ook niemand hier weer terugzien.”
Gelijk heeft hij.