‘s Avonds staat er recreatie op het rooster. We mogen anderhalf uur in de centrale ruimte, waar onze cellen op uitkomen, even doen waar we zin in hebben. Aan de muur hangen twee telefoons waar je even rustig gebruik van kunt maken. Hier let niemand op de tijd als je belt. Ik heb geluk dat ik bij binnenkomst een nieuwe telefoonkaart heb gekregen. Ik bel naar huis met de euro die erop staat, met het laatste nieuws. De opluchting dat ik hier geplaatst ben is groot. Ik voel me een stuk rustiger. De sfeer hier is veel ontspannender dan in de Koepel. Hier geen onuitstaanbaar chagrijnige bewaarders, geen honderden verschillende gedetineerden. Hier heerst rust en regelmaat.

We spreken af dat mijn vrouw morgenochtend tijdens het bezoekuur langs komt. Het wordt een vroegertje, tussen 9:00 en 10:00 uur. Maar voor haar geeft dat niet, zegt ze. Eerst de kinderen naar school, dan komt ze meteen naar me toe. Het is de tweede keer dat we elkaar even kunnen zien. Ik vraag of er een beetje geld op mijn gevangenisrekening gestort kan worden. Dan kan ik een paar boodschapjes uit de gevangeniswinkel bestellen. Een pakje sigaretten, wat sap, een zak pepermunt. Haar broer wil wel vijftig euro storten, dan kan ik even vooruit. Omdat ik nu niet kan werken, krijg ik ook geen loon. We moeten extra zuinig zijn om de maand door te komen. Gelukkig zijn er mensen die ons een beetje kunnen helpen.

Aan de grote tafel zitten twee gedetineerden een kaartspel te doen. Ik loop erheen en stel me voor. Ook andere bewoners komen naar me toe. Ik schud de handen en vergeet de namen.
Sommigen vragen hoe lang ik moet zitten. Ik vertel dat het drie weken zijn en dat ik nu op de helft ben. En dat ik eerst in de Koepel heb gezeten. “Wat een zootje daar hè?” Ze praten erover. De Koepel staat niet goed bekend.
Bijna iedereen die hier zit heeft een fikse straf. Sommigen drie jaar, anderen vijf, en zelfs acht jaar komt voorbij. Dat betekent dat er zware delicten zijn gepleegd. Vrijwel allemaal moeten ze  iets heel ergs hebben gedaan. Wat ik zie zijn gewone mensen, zoals jij en ik. Met een verhaal. Waarbij er iets heel erg is misgegaan.

Terug in mijn cel duurt de avond lang. Ik verlang naar morgen, naar het weerzien met mijn vrouw. Ik kijk wat televisie, want ik heb geen boek om te lezen. Soms hoor ik knallen van vroeg vuurwerk dat afgestoken wordt. Tussen de tralies van het raampje door zie ik in een hoog flatgebouw de lampen op de galerijen branden. Kunnen de mensen die daar wonen de cellen vanuit hun huizen zien? Wie wonen er in die woonkamers? Hoe zullen ze over ons denken? ‘Daar zitten de criminelen, die in de bajes een luxe leventje hebben’?
Ik heb één ding geleerd. Mijn vooroordeel over dat luxe leventje in de gevangenis is hardhandig met ervaring de kop ingedrukt. Wie denkt dat gedetineerden internet in de cel hebben, heeft het mis. Die denkt dat de celdeur de hele dag open staat, vergist zich ook. Rijk worden in de gevangenis? No way.
Voor mij is de eenzaamheid het grootste probleem. Vooral de avonden zijn lang. De dagen eentonig. Uitzichtloos.

Ik lees in de informatiebrief die in mijn cel ligt dat zodra je vast gezet worden een uitkering waar je eventueel gebruik van maakt wordt stopgezet. W.W., W.A.O., A.O.W. of bijstand, je hebt er geen recht meer op. Ook toeslagen van de Belastingdienst worden stopgezet. Velen hier hebben geen partner. Je wordt uitgeschreven op het adres waar je woont en ingeschreven op het postadres van de gevangenis. Ik bedenk me dat dit voor kort gestraften, of erger, voor mensen in voorarrest waar nog helemaal niet van vast is komen te staan dat ze schuldig zijn, enorme gevolgen heeft. Als je inkomstenbronnen in één klap opdrogen, kun je alles wat je hebt in een sneltreinvaart kwijtraken. Het behoeft geen uitleg wat de woningbouw doet als ze na twee maanden geen huurbetaling merkem dat je op je adres bent uitgeschreven. Ik schrik ervan.

Die nacht slaap ik slecht en ik ben blij als ik om half zeven gewekt wordt voor de telronde. Ik fris me op bij het kraantje met koud water. Gelukkig is hier een betere kraan voorhanden dan het piesstraaltje waarond ik me in de vorige cel moest wassen. Ik smeer een paar boterhammen en kijk naar het ochtendnieuws op RTL 7. Dan word ik op half acht gehaald om naar ‘arbeid’ te gaan. Arbeid is een nieuw roosteronderdeel voor mij. Ik zeg tegen de bewaarder, dezelfde die mij gisteren bij aankomst de weg had gewezen, dat ik om negen uur bezoek krijg. Dat uurtje ertussen heeft weinig nut en ik blijf in mijn cel.
Even voor negenenen word ik opgehaald om naar de bezoekersruimte te gaan.
Eerst de controle van mijn identiteit en ik word gefouilleerd. Als ik het zaaltje binnenkom zie ik dat hier gewone tafels staan, met zes stoelen eromheen. Eén stoel heeft een rode kleur, die is voor de gedetineerde. Zo heeft de bewaking overzicht wie in vrijheid leeft, en wie terugmoet in de cel.
Mijn vrouw is er al. We drinken koffie en kletsen wat over dagelijkse dingen. Nu ze me ziet is ze opgelucht. Ik zie er ondanks de slechte nacht meer ontspannen uit. Ook zij ervaart verschil met mijn vorige verblijfplaats. Het ontvangst van het bezoek was anders. De mensen zijn vriendelijk, gewoon, vertelt ze. Ze is met meer respect behandeld dan door de horken in hun hok in ‘De Berg’.

fietspomp-bajes
De bewuste fietspomp te koop bij Halfords, waarbij het plankje is gemaakt door gevangenen van PI Arnhem-Zuid

Na het bezoekuur word ik naar de werkzaal gebracht.
“Even geld verdienen”, zegt de bewaarder die me wegbrengt. Ik  hoor spot in zijn stem.
“Vast. Verdient het een beetje?”, vraag ik.
“Drie euro en zes cent.” Hij lacht naar me.
“Per uur?”
“Per dagdeel. En je hebt geluk, er zijn vijf dagdelen arbeid in de week. Sla dus je slag met de wekelijkse vijftien euro.”
Het werk blijkt fabriceren van fietspompplankjes te zijn. Onder zes man van mijn afdeling wordt het werk verdeeld. Ieder heeft zijn eigen taak. Aan het eind van het proces is er een houten fietspompplankje. Met keurig ingebrand merkstempel op precies de juiste plek, netjes gelakt en voorzien van bijbehorende boutjes en schroefjes. Alleen de pomp moet nog bijgevoegd te worden.
De collega fietspompplankjes die hier al het langste is, heeft inmiddels zevenduizend van deze plankjes afgeleverd. Ik reken uit dat één fietspompplankje ongeveer drie cent aan arbeid kost. Ze brengen één euro op. De langstzittende heeft de gevangenis in één jaar vijfduizend euro rijker gemaakt. Hij neemt zijn werk uitermate serieus en blijkt een geboren leider over de groep.

De sfeer is goed en dat is waar het om gaat. We dollen wat en nemen elkaar, maar vooral onszelf in het ootje. Ondertussen wordt er ook hard gewerkt. Aan het einde van de ochtend ligt er weer een hoge stapel verse plankjes klaar om naar de winkels te gaan.
Als we teruggaan is het tijd voor de lunch. De warme maaltijd in het plastic bakje staat al in onze cel klaar en de celdeur gaat op slot.
“Eet smakelijk!” Zelfs het ‘eet smakelijk’ klinkt uit de mond van deze bewaarders veel vriendelijker dan ik gewend ben.

Zie je wel, het kan wél.

<< Blue Band | De autist >>